Lesbezoek

Bron:                        Van der Valk, T. (2006). Lesbezoek en de ontwikkeling van een docent-in-opleiding. Zelfstudie naar opleiden tot leerlinggericht lesgeven. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 27 (1), 30-38.

 

Doelen:                    de student helpen reflecteren over de rollen die men als leerkracht opneemt

de student krijgt feedback vanuit verschillende hoeken (stagebegeleider vanuit lerarenopleiding, stagebegeleider op de school, de leerlingen zelf)

leerlinggericht lesgeven bij de student stimuleren

het lesbezoek optimaliseren

 

Werkwijze:

 

Opm. In het bovenstaande artikel vind je een getuigenis over de professionalisering die de lerarenopleider natuurkunde doormaakte bij de optimalisatie van het lesbezoek. Hieronder wordt de herziene opzet van het lesbezoek,  de ondervonden meerwaarde omschreven, een aantal reflecties en concrete voorbeelden meegegeven. We raden aan om het artikel zelf door te nemen.

 

Voor het lesbezoek

 

1.    Afspraak met de student: de student informeert de stagebeleider op de school en nodigt die uit voor het nagesprek.

 

2.    De student stuurt een opzet van de les door, evenals aandachtspunten om te observeren.

 

Tijdens het lesbezoek

 

3.    Voorgesprek met de student: wat kan de student verwachten van mij (lerarenopleider) en wat verwacht ik van de student. Toestemming vragen om na afloop een aantal leerlingen een paar korte vragen te stellen.

 

Een voorgesprek is nuttig als het gaat over praktische zaken zoals het formuleren van aandachtspunten, waar ik het best kan zitten in de klas en de introductie van mijn aanwezigheid.  Een inhoudelijk voorgesprek kan ongewenste effecten met zich meebrengen, vandaar de vraag tot het vooraf doorsturen van de lesopzet.

 

4.    Tijdens de les: observaties noteren betreffende de aandachtspunten van de student. Niet ingrijpen en zo weinig mogelijk reageren op leerlingen, leerkrachten en medestudenten als die er zijn.

 

5.    Aan het einde van de les stel ik wat vragen aan de leerlingen: “Vind je dit een leuk vak?”, “Wat vond je leuk aan deze les?”. Ik bekijk met de student het bordgebruik.

 

Het nagesprek

 

6.    Het nagesprek vindt indien mogelijk onmiddellijk na de gegeven les plaats.

a.    De student krijgt de gelegenheid om zijn eerste indrukken weer te geven.

b.    We maken samen de agenda op: de observatiepunten; andere punten n.a.v. de les; nagaan of alle perspectieven (~rollen leerkracht) aan bod kwamen.

c.    Er worden afspraken gemaakt over verslaggeving (student maakt verslag van de les, waarin opgenomen de te bespreken punten).

d.    In het gesprek komt eerst de student aan het woord, daarna de begeleider vanuit de school en daarna medestudenten als die aanwezig waren. Pas daarna neem ik het woord. Ik zorg ervoor dat alle perspectieven (~rollen leerkracht), de ene kort, de andere uitgebreider aan bod komen.

e.    De student formuleert conclusies en voornemens.

 

Het verslag

 

7.    De student maakt een verslag van het nagesprek, geeft er een reflectie op en stuurt dat door.

 

Door dit te doen wordt de student “owner” van de resultaten van het lesbezoek. Dit versterkt het leereffect en geeft zicht op de ontwikkeling van de student. Als lerarenopleider krijgt men feedback op het lesbezoek en kan men nagaan of de eigen doelen bereikt zijn.

 

8.    Ik reageer erop, door mijn goedkeuring te laten blijken en / of door zelf aanvullingen te geven of te vragen aan de student.

 

9.    De student neemt het geheel op in zijn portfolio.

 

Meerwaarde aanpak:

 

·         Aandacht voor de eigen interesse van de student (door hem te vragen naar observatiepunten en vanuit het verslag van de nabespreking)

·         Reflectie door de student gebeurt op verschillende manieren en op verschillende tijdstippen (vooraf: bij bedenken observatiepunten, achteraf door de nabespreking en de reflectie op de nabespreking in de vorm van een verslag).

·         Gelegenheid om verschillende perspectieven te integreren bij de reflectie, met name die van de student, de opleider, de begeleider vanuit de school, medestudenten en de leerlingen.

 

Reflecties:

 

“Als opleider moet ik studentgericht zijn om te kunnen stimuleren dat de student een leerlinggerichtheid ontwikkelt.”  - opleider

 

Van der Valk, T. (2006). Lesbezoek en de ontwikkeling van een docent-in-opleiding. Zelfstudie naar opleiden tot leerlinggericht lesgeven. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 27 (1), p 38.

 

 

“ Tijdens de lessen kwamen veel denkbeelden van leerlingen naar voor die bij mij een diepe indruk achter lieten. Ton koppelde veel van die denkbeelden aan de literatuur en hiermee heeft hij mij ook geïnspireerd om zelf literatuur over denkbeelden door te lezen. Ook begint het bij mij door te dringen hoe belangrijk werkvormen zijn voor een goede docent-leerling verhouding. In een klassikale les zouden leerlingen niet zo gemakkelijk vragen stellen, niet omdat ze geen vragen hebben , maar omdat ze geen kansen krijgen om zelf over de stof na te denken. Ik ga proberen vanaf nu meer activerende werkvormen te gebruiken in elke klas zodat leerlingen zich aangesproken voelen en hun mening over de stof uiten.” - student

 

Van der Valk, T. (2006). Lesbezoek en de ontwikkeling van een docent-in-opleiding. Zelfstudie naar opleiden tot leerlinggericht lesgeven. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 27 (1), p 36.

 

“Ik vertelde dat ik kenmerkend voor zijn sfeer in de klas vond dat de leerlingen hun goed, half-goede en foute ideeën naar voor durfden te brengen. We bespraken wat hij dan precies deed: leerlingen uitnodigen, hun antwoorden serieus nemen en argumenten naast elkaar zetten alvorens aan te geven welke juist zijn. We concludeerden dat die aanpak bijdroeg aan de veilige sfeer in de lessen.” - opleider

 

Van der Valk, T. (2006). Lesbezoek en de ontwikkeling van een docent-in-opleiding. Zelfstudie naar opleiden tot leerlinggericht lesgeven. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 27 (1), p 35.