Diversiteit positief benaderen

De student leert diversiteit op een positieve manier te benaderen.

Wanneer we diversiteit op een positieve manier benaderen, hebben we het niet enkel over het leren over de anderen, maar over het waarderen van de anderen. Soms neemt men als uitgangspunt voor omgaan met diversiteit het leren kennen van andere culturen. Dit houdt echter een aantal foutieve vooronderstellingen in. Nl. dat

  • jongeren / kinderen per definitie weinig weten over culturele verschillen en verhoudingen waardoor ze elkaar verkeerd begrijpen, uitschelden, stereotyperen,…
  • het aanreiken van informatie over sociale groepen en hun cultuur leidt tot vooroordelen, of tot het oplossen van problemen en misverstanden die samenhangen met cultuurverschillen.
  • individuele verschillen samenhangen met groepsverschillen.
  • het expliciet maken van verschillen de aangewezen manier is om vooroordelen en stereotypen tegen te gaan.

Deze visie vloeit voort uit een statische visie op cultuur en heeft teleurstellende opbrengsten.

Leren omgaan met diversiteit is niet statisch, maar omvat het sámen construeren van betekenissen door interactie met elkaar, tussen lerenden en tussen leerkracht en lerenden. Dialoog is een vertrekpunt voor gezamenlijke en doelgerichte reflectie opdat men zich bewust wordt van interpretaties van de wereld en van de perspectieven die de waarneming en het handelen sturen; enkel via multiperspectiviteit kunnen we openstaan voor andere perspectieven en ons inleven in de betekenissen van anderen en eruit leren. (cf. competenties multiperspectiviteit, dialoog en samenwerking, jongeren en kinderen begeleiden tot kwaliteitsvolle interactie met elkaar en met anderen).

Elke jongere / elk kind heeft talenten. Wat men echter als een talent beschouwt, is afhankelijk van de bril van diegene die kijkt. Onze blik open houden, ons losmaken van de eigen vooronderstellingen en het erkennen van talenten is erg belangrijk om diversiteit te kunnen waarderen (cf. competentie diversiteit waarnemen).

Subcompetenties

Chart

Omgaan met diversiteit in het beroepsprofiel en de basiscompetenties van de leraar

1. Functioneel geheel 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen

1.3. De leerinhouden/leerervaringen selecteren (rekening houdend met de beginsituatie, inspelend op het gedrag,…)

1.4. Leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod (rekening houdend met de aanwezige diversiteit)

2. Functioneel geheel 2: de leraar als opvoeder

2.1 In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school

2.2 De emancipatie van de kleuter / de leerlingen bevorderen

4. Functioneel geheel 4: de leraar als organisator

4.4. Een stimulerende en werkbare leef/klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kleuters / leerlingen

Attitudes:

  • A2 relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.
  • A8 flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.

Evalueren & observeren

Als veel studenten (niet) goed scoren met betrekking tot deze competentie, hoe zou je dit kunnen verklaren?

Deze competentie wordt best geëvalueerd over een langere periode, binnen verschillende situaties en vanuit verschillende perspectieven.

Verschillende situaties:

  • Opdracht binnen de les: coöperatieve werkvormen, proefles, uitstap,...
  • Observatie tijdens stage
  • Intervisie
  • Bespreking cases

Verschillende perspectieven:

  • Perspectief van medestudenten
  • Perspectief van student zelf bvb. aan de hand van een portfolio
  • Perspectief van de lerarenopleider
  • Perspectief van de stagementor

 Observatieschema:

Lesinhoud / context:

 

Groep:

Beoordelaar:

 

 

Competentie: de student leert diversiteit op een positieve manier te benaderen

 

 

Subcompetenties en concretisering

 

 

Datum

-

 

 

+/-

 

+

 

++

 

Waarom geef je deze score? Staaf met voorbeelden.

 

De student staat open voor diversiteit.

 

 

 

 

 

 

De student benadert de jongeren en kinderen als individuen i.p.v. als leden van een welbepaalde groep.

 

 

 

 

 

 

De student laat verschillende visies, oplossings-strategieën, meningen aan bod komen.

 

 

 

 

 

 

De student geeft taken waarbij verschillende competenties / interesses / … ingezet kunnen worden.

 

 

 

 

 

 

De student zorgt voor een variatie aan didactisch materiaal.

 

 

 

 

 

 

De student hanteert een variatie aan werkvormen.

 

 

 

 

 

 

De student schept een veilig en stimulerend klimaat voor jongeren en kinderen om zichzelf te zijn.

 

 

 

 

 

 

De student staat open voor de subjectieve beleving van kinderen / jongeren bij het vak / aan bod.

 

 

 

 

 

 

De student laat de leefwereld van de kinderen / jongeren in de klas aan bod komen (luisteren naar jongeren, klasinrichting,…).

 

 

 

 

 

 

De student biedt ruimte voor exploratie en (zelf)ontdekking.

 

 

 

 

 

 

De student gaat met elk kind / jongere op een positieve manier om.

 

 

 

 

 

 

De student hanteert duidelijke regels.

 

 

 

 

 

 

De student laat de kinderen / jongeren succes ervaren.

 

 

 

 

 

 

De student gaat positief om met divers taalgebruik van kinderen / jongeren.

 

 

 

 

 

 

De student is zich bewust van eigen vooroordelen en stereotyperingen en vermijdt deze.

 

 

 

 

 

 

De student laat spontane interactie van kinderen / jongeren toe.

 

 

 

 

 

 

De student stimuleert kinderen / jongeren tot het uiten van hun mening o.a. door het stellen van open vragen, het voorzien van discussies, het gebruik van alternatieve evaluatievormen,…

 

 

 

 

 

 

De student gaat niet uit van zijn vooroordelen en stereotyperingen.

 

 

 

 

 

 

        

-           Moet verbeteren, er wordt meer verwacht

+/ -      Aanvaardbaar

+          Goed, voldoet aan de verwachtingen

++       Uitstekend, overtreft de verwachtingen

Activiteiten

Interpreteren & analyseren

  • Hoe ga je als lerarenopleider zelf om met de aanwezige diversiteit in je groep? Heb je zicht op de verschillende interesses, vaardigheden, … van je studenten? Weet je waar ze mee bezig zijn, ook buiten de opleiding?
  • Maak je van die diversiteit gebruik in je lessen, zodat studenten de kans krijgen om met de aanwezige diversiteit om te gaan?
  • Worden studenten tijdens de lessen vaak geconfronteerd met anders zijn? Hoe ga je daarmee om?
  • Hoe reageer je als studenten bepaalde uitspraken doen over anderen: ga je erop in of niet? Trek je het gesprek open naar de hele groep of niet?
  • Ben je je bewust van de eigen veralgemeningen of stereotypen t.a.v. anderen of studenten? Sta je regelmatig eens stil bij de eigen stereotypen en de invloed ervan op je handelen en lessen?
  • Is het pedagogisch didactisch klimaat van die aard dat studenten zich vrij voelen om hun mening te uiten?
  • Is er voldoende gelegenheid om tijdens lessen in te gaan op hoe studenten bepaalde zaken bekijken en daarover met mekaar in gesprek te treden?
  • Is er ruimte voor verschillende opvattingen, ideeën, oplossingsstrategieën, …?
  • Breng je als opleider zelf verschillende perspectieven aan?
  • Is er in het lesmateriaal dat je gebruikt ruimte voor diversiteit of stelt men bepaalde zaken vrij stereotiep voor?

Mogelijke acties

  • Zoek de diversiteit niet te ver. Projectdagen of weken waarbij men gaat werken rond “vreemde” culturen, kunnen heel boeiend zijn. Alleen moet men erover waken dat studenten na dergelijke dagen niet met een aantal stereotiepe beelden naar huis gaan.
  • In elke groep is er trouwens voldoende diversiteit om mee om te gaan. Leer studenten met de aanwezige diversiteit omgaan door ervoor te zorgen dat er voldoende interactie en afwisseling is tijdens je lessen. Door bewust om te springen met groepsopdrachten kan je er immers voor zorgen dat studenten anderen vanuit andere perspectieven gaan bekijken.
  • Ga uit van wat diversiteit voor de studenten zelf betekent in een gegeven context. Ga met de studenten in gesprek en toets af of wat jij denkt ook wel klopt met hoe zij de zaken zelf ervaren. Grijp uitspraken of incidenten aan om dieper in te gaan op bepaalde onderwerpen. Probeer het gesprek open te trekken naar de hele groep. Ook als ‘hete momenten’ ontstaan als gevolg van een dynamiek die niets te maken hebben met de leerinhoud. Ruimte voor dialoog, conflict en reflectiemomenten is een ware must.
  •  Gebruik zelf de voorkennis, interesses, vaardigheden,… van studenten.

Vb. Stel met je studenten een lijst op van wat voor hen controversiële of gevoelige thema’s zijn. Maak met hen een rangschikking: welke van deze thema’s zijn heet, heter, heetst?

  •  Luister actief naar de studenten. Dring je eigen mening niet op.
  • Stimuleer reflectievaardigheden bij studenten: Zijn studenten zich bewust van eigen stereotyperingen, de eigen referentiekaders,… en de mate waarin dit een invloed heeft op hun handelen? 
  • Probeer je zelf bewust te zijn van het gebruik van vooroordelen of veralgemeningen. Dat is niet altijd even makkelijk en vaak doen we het onbewust. Probeer studenten en collega’s zo “breed” mogelijk te bekijken. Vaak focussen we ons maar op één aspect, terwijl één persoon zoveel verschillende “identiteiten” kan hebben.  
  • Een voorbeeld in omgekeerde richting: vaak hebben studenten over hun opleiders ook een stereotiep beeld en kunnen ze zich moeilijk voorstellen dat de persoon die zij kennen van in de les, er ook hobby’s op nahoudt, graag uitgaat en zélf misschien pubers in huis heeft… 
  • Werp eens een kritische blik op het lesmateriaal dat je aangeboden wordt. Hoe zit het daar met stereotiepe beelden?

Zie deelinstrument lerarenopleider, doel “Als lerarenopleider integreer je diversiteit in het totale onderwijsleerproces van studenten”, subdoel “Je screent je lesmateriaal op omgaan met diversiteit (diversiteitstoets). ” voor de criteria en instrumenten die je kan hanteren.

 Zie deelinstrument lerarenopleider, doel “Als lerarenopleider begeleid je studenten tot kwaliteitsvolle interactie met elkaar en met anderen”  voor meer voorbeelden en tips.

  • Opdracht in stage
  • Studenten begeleiden leerlingen uit basis- en secundair onderwijs inzake:
    • Studiekeuzebegeleiding
    • Leren leren
    • Taalvaardigheid
    • (doel: competenties studenten versterken en positieve impact op schoolloopbaanontwikkeling kinderen / jongeren)

 Tips vanuit het JongerenBeginbeeldInstrument, Steunpunt Gelijke Onderwijskansen:

  • vertrekken vanuit wederzijds respect, ook van de kant van de leerkracht;
  • respectvol omgaan tussen leerlingen onderling bevorderen en regelmatig bespreken;
  • oog hebben voor de beleving van jongeren rond de thema’s die je binnen je vak behandeld;
  • oog hebben voor wat jongeren bezig houdt;
  • oog hebben voor de inkleding (kadering) van je les;
  • zorgen dat leerlingen zichzelf kunnen zijn;
  • jezelf zijn als leerkracht.

Concrete inhouden & activiteiten

  • Sociaal competente leerkrachten, een werkmap voor de leerkrachtenopleiding, leren omgaan met diversiteit, grenzen en grensoverschrijdend gedrag, seksualiteit en intimiteit. (2001) CGSO Trefpunt / Vormingscentrum Jos van Ussel, Steunpunt Intercultureel Onderwijs UGent, Refleks, o.a. opdracht Voorkeurstrategieën p 140
  •  Het JongerenBeginbeeldInstrument Steunpunt GOK: Het JongerenBeginbeeldInstrument voor het eerste jaar secundair onderwijs is bedoeld om vanuit verschillende invalshoeken een juist beeld op te hangen van de mogelijkheden van jongeren en om op zoek te gaan naar hun talenten.
  •  Koning Boudewijnstichting (2008). De wereld op je bord. Brandende kwesties, ontwijken of aanpakken? Tips voor Vlaamse leerkrachten om controversiële thema’s te bespreken in de klas.: Hoe kunnen leerkrachten zorgen dat er op school een dialoog tot stand komt over moeilijk bespreekbare thema’s, waarbij respect wordt getoond voor elkaars mening?

Uitwerking

Lenny Gerinckx

Projectmedewerker  “Bruggen bouwen voor gelijke onderwijskansen”, Steunpunt Diversiteit en Leren

 Bronnen:

 De uitwerking kwam tot stand i.s.m. de lerarenopleidingen van de partnerinstellingen van het project “Bruggen bouwen voor gelijke onderwijskansen”.