Omgaan met de diversiteit van anderen

De student leert omgaan met de diversiteit van leerlingen, leerkrachten, ouders en externe partners.

Leren omgaan met diversiteit is samen betekenis construeren door interactie met elkaar, tussen lerenden én tussen leerkracht en lerenden. Dialoog is een vertrekpunt voor gezamenlijke en doelgerichte reflectie opdat men zich bewust wordt van interpretaties van de wereld en van de perspectieven die de waarneming en het handelen sturen. Omgaan met diversiteit omvat het opzij zetten van de eigen standpunten en belangen om vanuit een onderzoekende houding over de anderen na te denken en te kunnen komen tot overeenstemming. Het spreekt voor zich dat iemand dit enkel kan overbrengen aan anderen als die persoon zelf kan omgaan met diversiteit. Omgaan met diversiteit start dan ook in de eigen context.

Subcompetenties

Chart

Omgaan met diversiteit in het beroepsprofiel en de basiscompetenties van de leraar

1. Functioneel geheel 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen

1.8. Observatie en evaluatie voorbereiden (in overleg met collega’s en experten)

1.10 In overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school.

1.13 De leerkracht kan leer-en ontwikkelingsprocessen opzetten, zowel vanuit de inhouden van zijn/haar vakgebied, als vanuit een vakoverschrijdende invalshoek.

2. Functioneel geheel 2: de leraar als opvoeder

2.5 Adequaat omgaan met kleuters / leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met gedragsmoeilijkheden

2.6 De fysieke en geestelijke gezondheid van de kleuters / leerlingen bevorderen

2.7 Communiceren met kleuters met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.

4. Functioneel geheel 4: de leraar als organisator

4.2. Een kindgericht / soepel en efficiënt les-en dagverloop creëren, dat past in een korte-en langetermijnplanning / passend in een tijdsplanning vanuit het oogpunt van de leerkracht en de leerlingen.

6. Functioneel geheel 6: de leraar als partner van de ouders of verzorgers

6.2. Met ouders/verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega’s of externen.

6.3. In overleg met het team de ouders/verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders

6.4. Met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en onderwijs

6.5 In Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.

6.6 De leerkracht kan strategieën inzetten / ontwikkelen om te communiceren met anderstalige ouders.

7. Functioneel geheel 7: de leraar als lid van een schoolteam

7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.

7.3. De eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in teamverband bespreekbaar maken

7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen.

7.5 In Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam.

8. Functioneel geheel 8: de leraar als partner van externen

8.1. In overleg met collega’s contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties, die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden.

8.2 (secundair onderwijs) De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven.

8.3 (secundair onderwijs) De leerkracht kan, onder meer met het oog op gelijkeonderwijskansen en in overleg met collega’s, contacten leggen, communiceren en samenwerken met de brede sociaal-culturele sector.

8.4 (secundair onderwijs) De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven en van stage-of tewerkstellingsplaatsen.

Attitudes:

  • A2 relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.
  • A3 kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
  • A4 leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
  • A6 zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken.
  • A8 flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.

Evalueren & observeren

Als veel studenten (niet) goed scoren met betrekking tot deze competentie, hoe zou je dit kunnen verklaren?

Om deze competentie te kunnen evalueren, is het belangrijk om met volgende punten rekening te houden:

  • Informatie verzamelen over een langere tijdsperiode,
  • in verschillende situaties en
  • vanuit verschillende perspectieven.

 Verschillende situaties:

  • Praktijkseminaries
  • Groepsopdrachten / coöperatieve werkvormen
  • Intervisies
  • Stage

 Verschillende perspectieven:

  • Perspectief van medestudenten
  • Perspectief van student zelf bvb. aan de hand van een portfolio
  • Perspectief van de lerarenopleider
  • Perspectief van de stagementor
  • Perspectief van de ouders

Activiteiten

Interpreteren & analyseren

  • In welke mate komen studenten in contact met leerlingen, leerkrachten, ouders en andere externe partners?
  • In welke mate kennen studenten de codes die gehanteerd worden in contact met diverse mensen (cf. competentie flexibiliteit)?
  • Krijgen studenten voldoende mogelijkheden om binnen verschillende contexten te functioneren?  Zo niet, hoe kan je deze mogelijkheden wel bieden?
  • Kunnen studenten afwegen wat in bepaalde situaties kan en niet kan en stemmen ze daar hun gedrag op af?
  • Is er voldoende gelegenheid om tijdens lessen in te gaan op hoe studenten bepaalde zaken bekijken en daarover met mekaar in gesprek te gaan?
  • Is er ruimte voor verschillende opvattingen, ideeën, …?
  • Staan studenten open voor de mening / het perspectief van anderen? Zijn studenten bereid om de eigen mening bij te sturen indien nodig?
  • Breng je als opleider zelf verschillende perspectieven aan?
  • Stimuleer je samenwerking tussen studenten?
  • Moedig je studenten aan om in dialoog te treden met leerkrachten, stagementoren?

Mogelijke acties

  • Studenten krijgen de opdracht om contactouders (ouders die anderen bvb. wegwijs maken doorheen de school) te interviewen. 
  • Er worden stages voorzien waarbij studenten contacten leggen met anderen bvb. huiswerkbegeleiding waarbij studenten de kans krijgen om contacten te leggen met ouders en leerlingen in hun thuissituatie
  • Er is een structurele samenwerking met een secundaire school tso/bso met een hoge graad anderstaligen. Elke cursist met een diploma bachelor en masterdiploma legt verplicht een gedeelte van zijn praktijk af in deze school. Deze secundaire school wordt ondersteund in haar professionalisering en de uitbouw van haar infrastructuur. 
  • Er is een structurele samenwerking met een school voor buitengewoon secundair onderwijs. Elke cursist met een diploma secundair onderwijs legt verplicht een gedeelte van zijn praktijk af in het buitengewoon onderwijs. Op die manier komen studenten in aanraking met het buitengewoon onderwijs. 
  • Studenten begeleiden leerlingen uit basis- en secundair onderwijs inzake:
    • Studiekeuzebegeleiding
    • Leren leren
    • Taalvaardigheid

(competenties studenten versterken en positieve impact op schoolloopbaanontwikkeling kinderen / jongeren) 

  • Bespreken cases inzake omgaan met collega’s / externen.
  • Acties omtrent brede school (zie concrete inhouden en materialen)

Concrete inhouden & activiteiten

Uitwerking

Lenny Gerinckx

Projectmedewerker  “Bruggen bouwen voor gelijke onderwijskansen”, Steunpunt Diversiteit en Leren

 Bronnen:

 De uitwerking kwam tot stand i.s.m. de lerarenopleidingen van de partnerinstellingen van het project “Bruggen bouwen voor gelijke onderwijskansen”.